Een overweging geïnspireerd door beschouwingen over stilte
van prof.dr. Kees Waaijman OCarm

Chris Fictoor, 24 maart 2018

Waar vind je stilte?

Daar word ik stil van. Dat is het thema van deze dag. Stilte is daarin het kernwoord. Als Karmeliet heb ik stilte steeds meer leren kennen als een kernbegrip van Karmelitaanse spiritualiteit. Met als inspiratiebron en ontstaansgeschiedenis de stilte zoals die op het Karmelgebergte heerst, als een oase van rust.

Maar ik leef in een middelgrote stad, met vaak een overmaat aan lawaai.
En stilte in een moderne stad roept heel andere beelden en geluiden op dan in een gebergte. Oh zeker, er is wel stilte in de stad, als je die weet te vinden.
Ik vind het bijvoorbeeld nog een steeds een bijzondere ervaring als je in een drukke stad een hofje ontdekt en daar binnenloopt. Dan opeens is het stil. Of de stilte van een kerk in de stad, waar je de rust tegemoet komt.
Stilte brengen of uitsparen in het lawaai van een stad lijkt zinvol. Maar stilte brengen in een weids Karmelgebergte lijkt wel water naar de zee dragen. Dus waarom zochten de Karmelieten die stilte in het Karmelgebergte op?
In elk geval weten we zeker dat zij, in de goede traditie van de woestijnmonniken, de dagstilte en de nachtstilte beoefenden. Laten we daar eens beginnen. Wat betekende dat?

Nachtstilte

In de nachtstilte gingen zij de confrontatie aan met de donkere krachten die hen 's nachts op de proef stelden, en zochten zij hun toevlucht bij God. De nacht is in de monnikentraditie een tijd van zuivering, zoals de woestijn dat is. Ieder houvast valt weg. Wat rest is het naakte toevertrouwen in de ontmoeting met God. In de mystieke traditie wordt vooral in de nacht de ziel losgemaakt van het ik, het ego, en kan de ziel zo als het ware 'proeven' van de liefde tussen God en mens.

Latere kloosterregels hebben dat ook verwoord. De Benedictijnen stellen dat de nacht door de stilte een gunstig klimaat schept voor gebed. De nachtstilte haalt de monnik weg van zijn gevestigde vormen. De Vader van het Oosterse mystieke leven, Basilius, schrijft in zijn Regel: de stilte maakt het mogelijk de oude gewoonten te vergeten en biedt de mogelijkheid het goede in te oefenen.
De nachtstilte maakt je dus gereed voor God. Want als de wereld van de vormen in ons is verdwenen, kan God zich doen voelen. Door te waken in de nacht stelt de monnik zich zo bloot aan Gods stille Aanwezigheid.

Johannes van het Kruis gebruikt daarvoor in zijn Geestelijk Hooglied een prachtig beeld. Hij spreekt over 'de muziek van stilte'. Hij legt dat uit als een begrijpen, een verstaan, in rust en vrede, zonder rumoer van stemmen. Als een eenzaamheid, vol klank. De ziel kan die muziek van stilte alleen horen als zij los is van alle dingen die buiten haar liggen. En in die muziek van stilte ontmoet de mysticus de Beminde: dat is zijn Godontmoeting.

Door dit in de nachtstilte zo te ervaren wordt het verlangen van de monnik gevoed om deze nachtelijke levenshouding te bewaren en ook overdag door zich heen laten spelen. En zo verandert hijzelf tot stilte, een mens geheel doordrenkt van stilte. Zo onderhoudt de monnik die stilte ook concreet: in getijden, overweging, meditatie, en in enig werk in het donker, of het schaarse kaarslicht. En tenslotte in de slaap, waarin hij zich geheel toevertrouwt aan Gods Stilte.

Dagstilte

De dagstilte kent een heel andere sfeer dan de nachtstilte. Overdag namelijk moet de monnik zich hoeden voor wat wij veelpraterij noemen. En wel omdat zo'n houding zorgvuldig, behoedzaam, en zo kan leiden tot gerechtigheid. Bijbelcitaten van Jezus Sirach helpen hem daarbij. Die schrijft: 'Wie veel praat, schendt zijn ziel. Van ieder leeg woord dat zij spreken, zullen mensen verantwoording moeten afleggen.' Mattheus zegt: waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Wat zij bedoelen is dat de snel- en veelprater zich van zichzelf vervreemdt, in zijn vele woorden. Hij maakt geen wezenlijk contact.

Daartegenover staat de zwijgzame, die zich weet in te houden. Zo iemand leeft niet weg van zichzelf, hij is zichzelf. Met zijn eerbied bouwt hij de gemeenschap op en wordt ervaren als wijs en aangenaam. Maar hij moet er wel steeds op toezien dat zijn zwijgen geen dekmantel wordt, voor onbegrip, of valse geheimzinnigheid of valse vroomheid.
De monnik neemt dit alles in de dagstilte serieus, en weet dat zijn spreken waarde heeft. Is zijn spreken loos, dus zonder relatie met hemzelf, de ander, God, de waarheid, dan is dat spreken letterlijk waarde-loos. En heeft de monnik ook zichzelf letterlijk 'verwaar-loosd'.

Zo beoefent de monnik dus de nacht- en de dagstilte.


Wat is stilte?

Maar is daarmee ook de vraag beantwoord waarom de Karmelieten de stilte in het Karmelgebergte opzochten? Nee. Wat ons zeker helpt bij het antwoord op die vraag is een citaat uit de kloosterregel van de Karmel, waar de apostel Paulus wordt aangehaald. Daar staat: 'Stilte beveelt de apostel aan, wanneer hij aanraadt dat daarin gewerkt moet worden.'
Dat klinkt tegenstrijdig. Stilte en werken tegelijk? Maar misschien denken wij bij werken en stilte aan één soort stilte, namelijk zonder geluid. Maar er zijn zoveel soorten stilte. Ik zie een aantal beelden voor me. Zoals van een boeddhistische monnik in meditatie. Of een oude vrouw, zwijgend verdiept in haar borduurwerk. Of een tekstschrijver stil geconcentreerd op zijn werk. Maar ook: de stille lichtheid van de ontwakende ochtend, of de voldragen stilte van de avond. Of nog iets heel anders. De stille schrik bij het denken aan de dood. De stilte van het graf. En de stilte voor de storm. Zoveel verschillende soorten stilte.

Wat bedoelde Paulus dan met aan te raden dat 'in stilte gewerkt moet worden'? Moeten we dat letterlijk nemen? Dus in de tijd van nu bijvoorbeeld: zonder muzak in winkelcentra, dus zonder achtergrondmuziek? Moeten wij dan denken aan wegwerkzaamheden of woningbouw, waarbij de bouwvakkers de radio uit moeten laten? Dus gewoon werken zonder afleiding van geluid? Nee, wat Paulus bedoelt gaat dieper en is wat wij wel de Bijbelse stilte noemen. In de Karmelregel worden verschillende Schriftfragmenten geciteerd die dat onderstrepen.
En die Bijbelse stilte is in de Karmeltraditie de stilte van Elia, de zogenaamde Eliaanse stilte. Als we die nu eens nader beschouwen.

Eliaanse stilte

Laten we naar het leven van Elia kijken. Voor hem was het levens-noodzakelijk om doodlopende wegen van het volk en van de mens bloot te leggen. Elia confronteerde Israel met wat hij in hun gedrag zag als een letterlijk dood-lopende weg. Dat deden andere profeten overigens ook, zoals Amos, Hosea, Jesaja en Jeremia. We moeten daar terzijde wel bij zeggen, dat deze profeten een tamelijke minderheid vormden tegenover de zogenaamde sjaloom profeten, die een hoopvolle toekomst, profeteerden. Een happy-end, zouden wij zeggen. Maar als Israel in ballingschap is, herinnert het zich plotseling nou juist de Eliaanse profetieën. Vooral de stilte die Elia overvalt door de Stem die hem roept. In het Boek Koningen staat dat hij wordt geroepen door wat wordt beschreven als een 'tot stilte beukende Stem'. Wat betekent dat?
Wat voor stilte is dat, die Elia ervaart en die hij hoort door Gods stem?
Die stilte ontstaat in hem als reactie. Omdat hij het gedrag van Israel ziet als een doodlopende weg. En dat wordt voor hem een visioen dat hem werkelijk verstilt. Hij hoort als het ware de dood erin doorklinken. Maar wat blijkt dan vervolgens: daarin smeult nog iets anders, namelijk een diep verlangen naar leven én een stil besef dat alle leven gegeven wordt.
Dát nu hoort Elia als een ongehoorde boodschap. En dat horen mondt bij hem uit in die intieme ontmoeting met en aanraking van de Eeuwige. Als hij uit zijn schulp kruipt, zijn grot verlaat. Als de Eeuwige niet, zoals de Baal goden, verschijnt in onweer en aardbeving, maar als ruach, zoals het Hebreeuws zegt, dat is: als een zuchtje levensadem. Zo verschijnt de Eeuwige aan Elia.

En van wat wij de stilte van Elia noemen is die Godontmoeting het mystieke eindpunt. Niet als incidenteel moment, dat zomaar uit de lucht komt vallen, maar als eindpunt van een weg die Elia aflegde. Die begon bij doodstilte waarin hij Godverlatenheid ervoer. Maar waarin tegelijk stille verwachting opgloeide. Een weg van doods naar levend.

Verstillen

De stilte van Elia kunnen we dus zien als een weg. Wat kenmerkt die weg dan verder? We hoorden al een paar keer het woord doodstilte. Wie wordt geraakt door de stilte van oorlog, ziekte, verval, doemdenken, door dood, staat sprakeloos, is met stomheid geslagen. Want de dood, in zijn vele gestalten, verstilt ons. En dat is een volkomen natuurlijke menselijke reactie van ons organisme. Het gaat vanzelf. Zo omschrijven we dat ook. Je krijgt er kippenvel van. We verstijven van schrik. We staan als aan de grond genageld. Hoe gaan we dan verder met die reactie om?

Die reactie roept in ons de behoefte op om te verwerken. En daarvoor hechten we dan juist in het bijzonder aan rituelen. Dat zien we trouwens ook steeds meer om ons heen, nieuwe rituelen ook. Zoals stille tochten, the Passion, bedevaarten en voettochten. Dat zijn in wezen allemaal stilte rituelen, om op een bijzondere manier de dood, ook de dood in ons eigen leven, te verwerken. Bijbelverhalen laten ons dat soort rituelen trouwens ook al veelvuldig als voorbeeld zien. Zoals in het boek Job, waarin zijn vrienden verstillen, zeven dagen en nachten lang, en hun kleren scheuren, en zich kaal scheren. We noemen dat ook wel verminderingsrituelen. Zoals wij die kennen uit tradities van vasten, boetedoening en versterven.

We zien dat soort rituelen ook in symbolische gebaren, zoals bijvoorbeeld hoe een voorganger roerloos op de grond gaat liggen in de Goede Vrijdag liturgie, voorafgaand aan de kruisverering. Of in de donkere stilte aan het begin van de Paaswake, bij het binnendragen van het Licht. Zulke rituelen tekenen de verstilling. Sprakeloosheid en bewegingloosheid worden beoefend, om zo de doodscrisis te doorleven en ontvankelijk te worden voor de verwerking ervan.

In zo'n ritueel, met vaak veel symbolische buitenkant, kan heel veel binnenin ons gebeuren. In psalm 39 wordt daarvan een mooi en verrassend beeld geschetst. Daar staat dat de psalmist zich terugtrekt 'in de oven van de stilte', waarin hij al zijn verhardingen en verbeeldingen laat omsmelten. Een prachtig beeld, geschetst dus als een vurig proces. Want juist in die vurige omsmelting wordt de psalmist in contact gebracht met zijn eigen sterfelijkheid.

Wat gebeurt er dan in zo'n proces? En herkennen wij dat? Dat je van binnen vurig stil wordt. Als een stevige zelfconfrontatie, waarin je de betrekkelijkheid van leven en sterven écht beseft. Waarin je zelfs nietigheid voelt. Hoe klein je als mens bent, tussen de miljarden sterren van het heelal. Het besef dat niets vanzelfsprekend is, ook mijn bestaan niet?

Het is bijzonder dat profeten als Elia en Jesaja juist op grond daarvan door denken. Dat zij zich voorstellen dat zo'n diep besef in ons effect kan hebben en zal hebben op het hele volk, op iedere mens. Als het tenminste een echte grondhouding wordt. Jesaja zegt dat hij op grond daarvan zelfs een gemeenschap voor ogen heeft waarin men veilig is voor elkaar, waarin men fijngevoelig met elkaar omgaat, de zaken eerlijk bij de naam noemt, en elkaar helpt. Waar een sfeer is van stille bescheidenheid en bezinning, waardoor recht en gerechtigheid kunnen opbloeien. En daarin is wat wij doodstilte noemen dus niet een vreemde of zelfs ongewenste gast, maar juist een welkome gast.

Stille verwachting

Dat klinkt mooi, bijna ideaal. Maar kunnen wij dat ook oprecht ervaren?
Dat jouw en mijn denkbeelden en beperkingen kunnen worden weggesmolten, als het ware vloeibaar worden? Dat we in staat zijn om zo naar onszelf te kijken? Dat wij écht de betrekkelijkheid zien van leven en sterven. Dat wij erkennen, dus durven toe te geven, dat ik durf toe te geven, dat ik een schaduw ben die voorbijglijdt, zoals psalm 39 zegt.

Ik ben immers uiteindelijk zelf niet in staat om te bepalen wanneer een ziekte of de dood een geliefde of mijzelf overvalt. Zoals de psalm zegt: 'Mensen zijn als het gras, zij bloeien als bloemen in het open veld, dan waait de wind, en zij zijn verdwenen.' Dus: vluchtig als lucht is ons bestaan.

Maar willen we dat wel horen? Of komt onmiddellijk het innerlijk verzet in ons op, als we dat horen? Ik wil mijn eigen leven en dood zoveel mogelijk kunnen bepalen, en ook het liefst mijn geliefden zoveel mogelijk hun lot besparen. Wel, dat is zeker een actueel onderwerp in onze tijd. Met euthanasie, voltooid leven, dure medicijnenindustrie, experimenteren met embrio's etcetera.

Ben ik daar dan tegen? Ik weet het niet. Ik vraag me af of God zelf niet sprakeloos wordt, bij alle vragen die wij met onze menselijke gedachten aan onszelf en aan God stellen over ons bestaan. Hoe we God bestormen met de vraag of Hij, Zij het een beetje in de hand wil houden, of ons wil helpen de zaak ook in eigen hand te kunnen nemen. Waarom doen we dat? Is dat onze hoogmoed, of pure onmacht, hopeloosheid? Nee, zou Elia zeggen. Vanuit de stilte van Elia is dit gedrag van ons een vorm van luid uitgeroepen doodstilte. Eliaanse stilte.

Maar als dat zo is, dan komt toch onmiddellijk de vraag erachteraan: hoe kunnen wij dan toch uiteindelijk verwachtingsvol uitzien en hopen? Wel, dat kunnen wij zeker, als we gaan horen zoals Elia. Wat hij en andere profeten ons voorhouden is, dat wij kunnen ontdekken dat de Eeuwige zich aan óns openbaart. Dat de Eeuwige óns luid toeroept: hoor mijn Naam: Ik zal er zijn. Dat ben ik. En verwonder je. Zeg tegen mij, de Eeuwige, en tegen elkaar in verwondering: Dat jij er bent!

Is dát dan ons perspectief? Nee, nog niet helemaal. Want waar moet ik dan met mijn bidden naar toe, wat kan ik God vragen, moet ik wel vragen? Immers, als ik eerlijk ben over mijn bidden, en daarin alleen uitspreek wat mijn verwachting is, mijn gemis, en dat dan op God projecteer: dat kan in het licht van vanmorgen niet de weg zijn, niet de weg van Elia in elk geval. De vraag is dus of ik durf toe te laten tot diep in mijn hart, dat de Eeuwige wel eens heel anders zou kunnen zijn dan ik stil verwacht. Want ook crisis, ziekte, dood zijn mede het werk van Gods handen, toch? En als we dat ook beseffen: kunnen wij dan nog wel op zo'n God vertrouwen? Kunnen we ons dan nog vragend tot God richten?

Stille hoop

Zucht, denk ik wel eens, als ik mijzelf weer nieuwe vragen hoor stellen over mijn eigen bidden. En wellicht herkent u deze. Ik besef dat juist die steeds weer terugkerende vragen, ons ontregelen. En het klinkt vreemd: dat moet ook. Want daarin word ik echt verstild. Juist in die stilte wordt dat vurige beeld van de psalm bij ons binnengebracht. Als ik het gewoon niet meer weet. Als ik echt alle verwachting heb losgelaten. Daar sta ik dan, naakt, zonder verweer, en dan?

Juist dan, zegt psalm 39, juist dan besef ik ten diepste wat het is om stil te vallen. De psalm zegt daarover: 'Ik verstomde, opende mijn mond niet.' En midden in die stilte zegt de psalmist plotseling: 'Maar Eeuwige, Jij bent er!'
Een uitermate vreemd moment. Het lijkt eigenlijk zowel uitermate pijnlijk als bevrijdend tegelijk. Als een stilte die noodzakelijk is omdat deze mij van mijn doodsangst bevrijdt. En wel omdat wat ík wil of wens dat gebeurt, wat ík verlang: omdat juist dát verschuift. Het is dus niet langer mijn gemis waar het om gaat. Het is veranderd. Het is omgevormd in wat wij stille hoop noemen.

Wat er dan gebeurt, als stille hoop ons beweegt? Dat laat Jesaja weer heel mooi zien, als hij Jeruzalem stille hoop aanraadt. Jesaja staat in Jeruzalem lijnrecht tegenover de korte termijn denkers en kortademige plannenmakers van de stad. Zij vluchten weg in hun illusies. Zoals in de hedendaagse politiek ook wel gebeurt. Jesaja stelt daartegenover: de lange adem, de toekomst van de Eeuwige, die jij niet kunt manipuleren. En die toekomst is voor Jesaja geen onzin, geen fake news. Nee, hij laat een God zien die onze stille hoop hoort.

Ook Paulus laat dat op zijn manier zien, als hij aan de gemeente van Tessalonika schrijft. Korte termijn denkers en onruststokers wil Paulus omvormen tot mensen, die hun angst en eigengereidheid veranderen in een houding naar de Eeuwige toe. Een houding niet van angstige leegte, maar van stille hoop. Jesaja en Paulus houden het ons zo voor: durf de weg aan die jou wezenlijk verandert, omdat die jou leidt van jouw bijna driftmatig verlangen, van wensen en willen, naar stille hoop.

Stilling

Toen ik daar in de voorbereiding naar vanmorgen over doordacht, kwam bij mij de vraag op: dat klinkt mooi, maar wat moeten wij ons daar dan concreet bij voorstellen? Het klinkt toch nog wat vaag: stille hoop. En, is het dan uiteindelijk zo dat je jezelf niets meer concreets mag wensen? Dat je maar een beetje moet afwachten wat jou gegeven wordt, of niet? Verwachtingsvol naar de hemel staren, en zeggen: nou, ik bid de dag door, maar er verandert weinig. Ik vast echt oprecht, vraag vergiffenis en doe boete, maar wat haalt het uit? En kijk eens: de kerken lopen leeg, wat helpt het allemaal? En vindt God dat allemaal zomaar goed? Toen die vragen bij mij opkwamen, besefte ik het opeens. Dat Elia tegen ons zou zeggen: maar dát zijn nu juist de vragen die ons weer in de doodstilte terugbrengen.

Elia zou zeggen: het is volgens werkelijk mogelijk dat wij wél kunnen leven vanuit wat wij stille hoop noemen. Hóór maar. Iemand is ernstig ziek, en een geliefde zegt: ik heb toch een stille hoop dat........ Iemand worstelt met rouwverwerking, en kan tóch zeggen: ik heb stille hoop dat de pijn minder wordt binnenin mijzelf. Elia zou zeggen: ik weet zeker dat jullie in die grondhouding zelfs nog sterker kunnen worden. Dat je eerlijk en wezenlijk ervaart, dat je dankbaar kunt zijn om wat je kreeg aan leven, talenten, mensen om je heen, geliefden om je heen, mensen om voor te zorgen om je heen. Dat je ten diepste vertrouwt dat je wordt gehoord, door de ander, door de Eeuwige. Dat is wat de Eliaanse stilte ons leert als een fundamentele houding. Als een weg van de stilte, die in ons wordt geopend.

We weten nu dat deze weg vaak is begonnen bij ervaringen van doodstilte, doodse plekken, doodlopende wegen, afgebroken relaties, afgronden, einden, ingrijpende crises. Want die raken aan onze eigen doodslaag. Omdat wij daarin meer dan gewoonlijk beseffen dat ook ik een schaduw ben die voorbijglijdt. Terwijl juist daaruit een hevig, vurig verlangen naar leven kan opgloeien. En dat ik van daaruit in alle kwetsbaarheid kan zeggen: mijn stille hoop is mijn kracht, die maakt mij sterk.

Zo hebben we kennis gemaakt met de stilte van Elia als een weg. We gaan de stappen op deze weg nu nog eens op een andere manier proberen te verduidelijken, door ons te buigen over een aantal indrukwekkende teksten. Die helpen ons ook in ons gesprek met elkaar, zo dadelijk. Dus laten we onze ogen en oren open zetten, zoals Elia deed. Ik wens ons toe dat we daardoor bij onszelf en bij elkaar echt nieuwe ondertonen van stilte ervaren.

De eerste stap: doodstilte heeft veel gezichten

Elie Wiesel
• Holocaust.
Gerrit Kouwenaar
• Nietszeggende leegte, zinloosheid, die mij plotseling overvalt.
Pascal
• De tastbare afwezigheid van God, een heelal zonder zin, de nietszeggendheid van onze cultuur, gevoegd bij de nabije dood van iemand die mij lief is.
Bert Schierbeek
• De rouwkamer, de begrafenis.

De tweede stap: begin van Eliaanse stilte, het leed open houden

Martinus Nijhoff
• Doodstilte onmiddellijk omgezet in actie, opgelost, is niet de weg van de stilte. Die opent zich als doodstilte de mijne kan bereiken, mijn doodslaag mag raken en wekken, wanneer ik verstil, met stomheid geslagen.
T.Lemaire
• Paniek en schrik zijn de eerste reacties op doodstilte. Als de verstilling wordt aangehouden, kan er in ons iets gaan vloeien, als smeltwater onder een ijskap; de doodslaag wordt in beweging gebracht, bijvoorbeeld wanneer de geliefde mij in tederheid raakt met zijn sterfelijkheid en eenzaamheid.
M.Vasalis
• Dat kan pijnlijk zijn, vooral als we geharnast tegen de stilte aangaan. Dan doet het extra zeer als de stille vertedering ons vloeibaar wil maken. Alles leek wel bevroren in ons, maar plotseling treedt de dooi in. Het water vloeit, ons wezen beweegt.
JC.Bloem
• Die vloeibaarheid in ons kan ons brengen bij de doodstilte die wij zijn, bij de betrekkelijkheid van ons kortstondig leven.
Titus Brandsma
• En dan smeult het stille uitzien tot ik zelf stilte ben geworden. Dat stilte worden doet pijn en vergt tijd.

De derde stap: het stille wachten, zelf stilte worden

Dag Hammarskjöld
• Stil wachten is niet verlangend uitzien maar wachten zonder dwangmatigheid, zonder levensdrift. Daar gaat veel tijd overheen voor we zelf stilte zijn geworden, want onze angst drijft ons weg uit die verstilling, omdat die tot de bodem gaat. Ze jaagt ons op de vlucht.
• Als ik innerlijk stil ben geworden is dat heel mijn handelen geworden: kijken, spreken, tasten, luisteren, verzorgen, leren. Mijn gedrag is innerlijk ruim geworden, vruchtbare grond.

De vierde stap: de stilte van de Ander brengt mij buiten zichzelf

Judith Herzberg
• Nu pas kan er iets groeien van de andere kant, de ander als ander gaan zien en de ander kan mij gaan zien. Dat bevrijdt mij van mijn egocentrische gerichtheid. Nu pas word ik echt geboren.
• Zo brengt de ander mij buiten mijzelf, maakt mij tot gast die maar even bij u leven en verblijven mag.
Martinus Nijhoff
• Het is moeilijk bij de ander stil te zijn, vanuit de ander stil te zijn, maar tegelijk is het ook prachtig, want nu pas ga ik werkelijk horen.
Ton van der Stap
• Misschien is God wel de Stilte waarin Hij volkomen onbaatzuchtig reeds bij ons, in onze stilte is. Dan zou het goed zijn Hem die stilte te gunnen. Misschien heeft God zich wel helemaal weggeschonken, omdat hem niets rest. Misschien is Hij wel de gunnende Stilte, die geheel bij ons is, van onze stilte is. Zoals een heilige ruimte ons soms van binnen uit laat voelen dat we er mogen zijn zoals we er zijn.

De vijfde stap: stille hoop, de ruimte van de Onuitsprekelijke

Dag Hammarskjöld
• Zo kan de stilte gaandeweg een ruimte worden waarin de Onuitsprekelijke volkomen zichzelf kan zijn en wij, vrij kunnen ademen, ontdaan van angst. Wij zijn dan te gast in het leven dat ons gegeven wordt en dat ons bij voorbaat al geschonken was. Zoals Willem Barnard verwoordde: 'De stilte – dat is een tweestemmig lied waarin God en mens elkaar raken.'
Martin Buber
• Hij zegt van deze stille muziek........