Dicht bij het leven: Over geloven en kerk-zijn vandaag

Inleiding op de Bezinningsdag van het 'Leerhuis Stad en Ommelanden', Groningen, 7-11-2009

 

'Dicht bij het leven'. Over geloven en kerk-zijn vandaag. Dat is het onderwerp van deze dag. In mijn inleiding wil ik eerst iets zeggen over kerkverláting en geloofsverlíes. Want dat is onze situatie. Maar er is vandaag in velen van ons óók een verlángen: een verlangen dat ons geloof zich in deze situatie zou kunnen verníeuwen en verdíepen. Maar, wat is daar  voor nodig? Volgens mij (en anderen) iets heel elementairs: dichter bij het leven proberen te komen, dichter bij onszelf, en dichter bij God. Maar, hoe kunnen we dat? Dat is de vraag.  Ik wil beginnen met een lied te laten horen dat hieraan raakt: een lied van Huub Oosterhuis:  Ik zal niet rusten.

   Ik zal in mijn huis niet wonen
   ik zal op mijn bed niet slapen
   ik zal mijn ogen niet dicht doen
   ik zal niet rusten, geen ogenblik,
   voordat ik heb gevonden:
   een plek waar Hij wonen kan,
   een plaats om te rusten voor Hem
   die God is, de enige ware.

    Ik zal in mijn huis niet wonen
   ik zal mijn ogen niet dichtdoen
   ik zal niet rusten, geen ogenblik,
   ik mag versmachten van dorst,
   tot ik gevonden heb:
   een plek waar de doden leven,
   een plaats waar recht wordt gedaan
   aan de verworpenen der aarde.

 

Dit lied is geïnspireerd op een psalm. Psalm 132. Koning David spreekt in dit lied zijn hoogste prioriteit als koning uit. Hij wil in Jeruzalem een tempel bouwen, een nieuw huis van God bij de mensen, – 'een plek waar Hij wonen kan' zingt hij – , maar hij verlangt tegelijkertijd naar een 'plek waar de doden leven', een samenleving waarin ook de doden worden herdacht. En waarin recht wordt gedaan aan 'de verworpenen der aarde'.

Maar, als we dat zo horen: dit is een samenleving waar niet alleen koning David naar verlangt, maar diep in zijn hart iedere mens. Een samenleving waar God bij de mensen woont en waar de méns léven kan. Duizend jaar na koning David zal Jezus dit verlangen opnieuw uitspreken: het verlangen naar een Koninkrijk van God: een samenleving waarin Gód belééfd wordt – en niet alleen beleden -, en waarin de méns télt, ook de kleinste mens.  

 

Een nieuwe plek voor God in ons leven. Zijn ook wij niet juist daar naar op zoek? Naar een nieuwe plek 'waar Hij wonen kan', in ons léven, maar ook in ons sámenleven. 

 

Zoals ik al zei, ik wil in mijn verhaal eerst iets tekenen van de situatie waarin velen van ons zich vandaag bevinden: een situatie van kerkverlating en geloofsverlies. Maar vooral om daarna iets te kunnen zeggen over ons verlángen: een verlangen dat tóch blíjft: ons verlangen  naar een nieuwe 'plaats voor God' in ons leven. En ons verlangen dat dat óók een plaats zal zijn waar de kléinste telt. Waar ook het kleinste in ons zélf meetelt. Maar de vraag is: hoe kunnen we zulk een 'plek voor God' vrijmaken, zowel binnen in ons, als ook buiten ons?