Op 26 november 2011 heeft Leerhuis Stad en Ommelanden weer haar november- bezinningsdag gehouden. Dit keer stond deze dag in het teken van de advent. Advent is een tijd van wachten op en verlangen naar. Waar wachten we op? Waar verlangen we naar?
Sieds Prins, theoloog en oud-pastor van de Dominicuskerk in Amsterdam nam ons mee naar de verhalen van Abraham. Deze bijbelse verhalen gaan over een mens die op weg gaat, omdat hij een stem hoort. Een stem die hem zegt weg te trekken uit zijn land. Dan vertrekt Abraham uit zijn woonplaats Haran op weg naar Kanaän. Van wie is die stem? Waarom volgt Abraham die stem? Voelt hij een onbehagen in zijn dagelijkse bestaan? Heeft hij een verlangen naar een nieuwe toekomst? Het verhaal vertelt ons dat hij wegtrekt uit zijn oude bestaan, maar dat hij zijn eigen geschiedenis meeneemt.
Het verhaal van Abraham staat in het boek Genesis. Het volgt op het verhaal over de toren van Babel. In deze stad waren mensen ervan overtuigd dat ze zelf van alles kunnen. Een onmogelijke hoge toren bouwen ligt in hun vermogen, zo meenden ze. Het verhaal van Abraham vertelt het tegenovergestelde. Hij weet niet wat hem te wachten staat als hij op reis gaat. Hij gaat er niet van uit dat hij alles zelf in de hand heeft, maar geeft zich over aan die stem.
De geschiedenis van Abraham begint in Genesis 12. Daar staat in vers 1 en 2: ‘De heer zei tegen Abram: “Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn.” [NBV].
‘Zegen’ wil zeggen dat het je goed gaat en vooral dat je ruimte krijgt. Ruimte om te zijn en te worden wie je bent. Dit staat altijd in verband met de omgeving waarin je leeft. Zoals ouders in hun opvoeding hun kind voldoende ruimte kunnen geven om op eigen manier te ondekken hoe het in het leven kan staan. Zo, dat het kind voelt dat het geaccepteerd wordt. Het woord ‘ruimte’ is één van de mooiste woorden in de bijbel. Ruimte in de betekenis van tot je bestemming komen. Het betekent niet alleen maar voor jezelf leven. Al gaande de weg leert een mens zijn bestemming kennen, evenals Abraham. Er wordt ons verteld hoe hij met zijn angst en onzekerheid leert omgaan. Komt het allemaal wel goed? Hij kent depressies. Hij ervaart, dat hij zich niet moet laten inpakken door zijn rijkdom of in een machtspel moet gaan zitten. Abraham stelt zich niet meer als een afhankelijke gelovige op, maar gedraagt zich als een volwassen gelovige. Bij het dilemma of Sodom en Gomorra vernietigd moet worden, komt Abraham op voor de rechtvaardigen als hij God tegenspreekt.
In het verhaal over het offer van Isaak zien we Abraham in een onmogelijke situatie: het offeren van zijn kind. Hij denkt dat het voltrekken van dit ritueel een opdracht van God is. Er wordt ingegrepen voordat deze daad kan plaatsvinden. Dan ontdekt Abraham dat de God die hem heeft opgeroepen uit zijn land te trekken, dit offer niet van hem vraagt. Het hoort bij de godsdienstige rituelen van de volkeren om hem heen. De God van Abraham is juist een God aan wie je je kunt toevertrouwen. Als Abraham zich voor deze God opent, groeit hij naar een levenshouding van vertrouwen.
En wij? Kunnen wij ons in vertrouwen aan God overgeven? Kunnen wij omgaan met een God die geen vast beeld heeft? Die geen vast omlijnde eisen aan ons stelt en ons geen vaste rituelen oplegt? Geloven wordt vaak bemoeilijkt door het woud van vaste beelden en regels die ons tot een bepaald gedrag dwingen. Het kan rust geven als je weet waar je aan toe bent. Een vast beeld laat niets aan het toeval over. Maar dan? Als God is zoals je denkt dat God moet zijn, is God nooit meer dan jezelf denkt. Is dat geloven? Kan deze stem je doen wegtrekken uit je vaste, bestaande situatie? Het is omgekeerd. In de verhalen van Abraham wordt ons verteld over God die met je meetrekt en jij krijgt de ruimte om te ontdekken waar en wie je bent. God trekt met je mee, viert met je mee en lijdt met je mee. Verlangen wij ook naar deze God?
Sieds Prins brengt het oude verhaal van Abraham dichterbij onze realiteit aan de hand van een column van Jean Jacques Suurmond in het dagblad ‘Trouw’ van 21-11-2011. Daarin vertelt Suurmond dat hij in een workshop mensen verhalen over zichzelf laat opschrijven. Ze schreven op één A4 van alles op over hun werk, hun hobby’s, hun gezin en allerlei andere zaken. Toen volgde de vraag: wie ben je nu? Met de opdracht: maak een gat in dat velletje. Het was de verbeelding van de situatie die in ieder mensenleven kan voorkomen. Ineens kan er in de bestaande verbanden in ons leven een gat vallen. Wat doen we dan? Durf je je in dat gat te laten vallen? Of klamp je je vast aan de rand van dat gat? Hopend dat de oude situatie weer terugkomt? Kunnen wij als wij in dat gat zitten opnieuw leren leven? Is er dan een kracht die ons bijstaat? Is er iets als een God van Abraham die ons zegt: Ik zal je bijstaan? Kunnen wij ons dan overgeven, uit handen geven?
Dat kan alleen als we ‘zorg voor onze ziel hebben’. Zorg hebben voor onze ziel betekent dat we ons durven openen, dat we onze werkelijkheid durven zien zoals die is. En het is een weten, dat wij er niet alleen voor staan. God sloot een verbond met Abraham. Echter, niet alleen met Abraham, maar met alle mensen in ieder bestaan. Als de mens zich hiervoor opent weet hij/zij zich verbonden met deze God. We kunnen ons oefenen in het zorgen voor onze ziel. Door stil te zijn, maar ook door elkaar verhalen te vertellen. En door te luisteren. Verlangen we nog naar die verbondenheid met God? Als er verlangen is, dan is er ook openheid naar iets nieuws dat ons kan voeden.
’s Middags volgde een oefening met ansichtkaarten. Dit gaf de deelnemers de gelegenheid dichterbij hun eigen verlangen te komen. We konden uit een grote voorraad verschillende kaarten er één kiezen die op dat moment ons het meeste aansprak. Hierover hebben we in groepjes met elkaar gepraat. Er werden verhalen verteld over verlangen naar vrijheid, ruimte, geborgenheid, rust en medemenselijkheid. Verhalen om je aan te warmen, om mee te nemen en nog eens te overdenken. Verhalen, waarin je je medemens ontmoette. Dat gebeurde ook in de viering, waarmee we deze dag besloten. Wie dat wilde, kon zijn of haar verlangen verwoorden in een gebed, een gedachte. Afwisselend werden deze uitgesproken en zongen we het lied ‘Kom, adem ons open’. Zo konden we het vele goede met elkaar delen.
Jolanda Valk en Agnes de Vries